Complotdenken I: Vertroebeling en realiteitsverlies
Ik wil in drie columns enkele fundamentele gedachten over ‘denken in complotten’ aan het papier toevertrouwen en deze vooral aan christenen voorleggen. Ook al heeft complotdenken allerlei uitingsvormen en gaat het ook inhoudelijk over veel verschillende thema’s en belangen, wat de wijze van denken en doen betreft, is er onder complotdenkers veel overeenkomst.
Complotdenkers zijn te vinden in alle lagen van de bevolking, onder christenen en niet-christenen, onder hoogopgeleiden en laagopgeleiden, onder oud en jong. Onder christenen hechten de vooronderstellingen zich vooral aan clusters van geestelijke aannames, zoals eindtijdscenario’s en hiërarchieën van geestelijke machten, waardoor hun waarheid een absoluut karakter krijgt. Dat is in de eerste plaats onvoorzichtig, maar in de tweede plaats ook gevaarlijk, omdat bij grote aantallen, vooral invloedrijke aantallen, de gevolgen merkbaar zijn. De effecten daarvan blijven immers niet binnen de kerk, maar hebben politieke, sociale en maatschappelijke consequenties. Bijvoorbeeld, als groepen christenen de Coronacrisis ontkennen en menen dat die achter de schermen door een aantal industriëlen gecontroleerd wordt, dan heeft deze overtuiging directe gevolgen voor de volksgezondheid en de economie.
In Complotdenken I: vertroebeling en realiteitsverlies ga ik in op het veralgemeniseren in deze manier van redeneren en de consequenties daarvan. Onder het kopje Complotdenken II: de ‘wetteloze mens’ wil ik laten zien dat denken in complotten een motief is dat al zo oud is als de Bijbel zelf. In Complotdenken III: leven in een ander narratief rond ik mijn verkenning af en wil ik mijn zorg over het denken in complotten delen. Overigens, met het woord ‘narratief’ bedoel niet zomaar een verhaal, maar een historische terug-vertelling vanuit persoonlijk perspectief.
Complotdenken I: vertroebeling en realiteitsverlies
Ook al zijn complottheorieën van alle tijden en blijken complotdenkers soms wel en soms niet gelijk te krijgen, zo’n vaststelling kan nooit een dooddoener zijn om de zaken maar op zijn beloop te laten. Met een opmerking als ‘complotdenkers zijn er altijd geweest’ is de zaak niet afgedaan. Sterker nog, zo’n generalisering is precies wat complotdenkers voortdurend doen, namelijk de feiten niet meer onder ogen willen zien. ‘Er schuilt een gevaar in algemeenheden’, schreef Karl Barth ooit, omdat hij had gezien dat in het veralgemeniseren details zo onbelangrijk werden, dat vragen als ‘over wie gaat het, zijn de beweringen wel waar, is dit echt zo gebeurd, kloppen de feiten wel?’ er niet meer toe deden.
Vanzelfsprekend zijn er complotten en complotjes, zoals af en toe uitkomt dat achterkamertjespolitiek heeft plaatsgevonden, of dat prijsafspraken op het hoogste niveau zijn gemaakt, of dat er dusdanige koehandel over machtige posities heeft plaatsgehad, dat vermoedens van een macht achter de macht bevestigd lijken te worden (‘deep state’). Die zaken komen voor en het aantal voorbeelden kan eenvoudig worden aangevuld. Maar deze zijn van een andere orde dan de gemiddelde complotdenker veronderstelt. Een complotdenker ziet immers geen incidentele aanwijzingen, maar hij ziet blijvende structuren. Hij gaat ervan uit dat de grote systemen die het wereldtoneel bepalen door netwerken van onzichtbare elite worden aangestuurd. In zijn denken zijn complotten structureel van aard, en hoe vallen hier nog ‘waar’ en ‘onwaar’ te onderscheiden? Als alles wat waar is per definitie (vanwege afkomst) de schijn van ‘onwaar’ krijgt, en alles wat onwaar is de schijn van ‘waar’, dan gaan waar en onwaar in algemeenheden ten onder en bestaat er geen kop of staart meer, geen boven of onder, geen binnen of buiten.
In de kluwen van complottheorieën de antenne op details afgestemd houden, en zo toetsen of die waar zijn of niet, is cruciaal. Maar als vertroebeling van de antenne plaatsvindt, treedt onmiskenbaar realiteitsverlies op. Talloze halve feiten gaan met de fantasie van mensen aan de haal, waardoor ze in een geschiedenis achter de geschiedenis gaan leven. Dat is beangstigend, want je komt dan in een slechte film terecht, waar iedereen het op je gemunt heeft, iedereen je door heeft, en niemand je iets gunt. Het is een schijnwereld die in stand wordt gehouden door bange mensen, kwetsbare mensen, en boze mensen. De kijk op de wereld binnen en buiten krijgt een injectie van achterdocht, angst en vijandbeelden mee, waardoor een karikaturale en soms absurdistische werkelijkheid ontstaat, een werkelijkheid waar men ook niet meer wordt tegengesproken. Nieuwe informatie en andere inzichten komen de bubbel van het eigen gelijk niet meer binnen.
Het publieke karakter van zo’n ‘leugen van het eigen gelijk’ kan een land voor enige tijd verlammen en uitputten, zo hebben de verkiezingen in de Verenigde Staten onder meer aangetoond. Als zoiets voor lange tijd gebeurt, kan de onzekerheid ontwrichtend uitwerken. Als grote groepen mensen in publieke leugens gevangen zitten, en zich niet meer laten tegenspreken en geen nieuwe informatie toelaten, ontstaat een waanwereld (‘delusion’) die derealiserend en licht-psychotiserend uitwerkt. De sociale orde geraakt dan in een permanente staat van angst, woede en chaos, geleid door dominante narratieven die niet meer gecheckt worden. Dit kan het begin zijn van revolutie, van burgeroorlogen en volksgerichten, iets waar Groen van Prinsterer al over schreef in zijn boek Ongeloof en revolutie in 1847. Het eigen gelijk wordt niet gezocht in eerlijke fact-finding en fact-checking, maar in het beroep op personen, op gezagsfiguren, op influencers enzovoort. Hun gelijk is belangrijker dan de feiten. Het ego van de groepsheld is groter dan het land en weegt zwaarder dan het landsbelang, dan het welzijn van de mensen, dan de vrede tussen groepen. Wie spreekt het eigen gelijk van de bange macht nog tegen? Wie durft dat? Het sprookje van Hans Christian Andersen De nieuwe kleren van de keizer (1837) heeft er wel een antwoord op, maar dat gaat niet zonder zelfspot. Iemand moet de waarheid durven zeggen en kunnen lachen om de keizer. De anderen volgen dan vanzelf. Of niet? Wat als er niet gelachen wordt? In de volgende column ga ik daarop in.
About the Author
Henk Bakker
Henk Bakker is namens de Unie van Baptistengemeenten hoogleraar voor de McClendon Chair for Baptistic and Evangelical Theologies aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Henk woont in Lelystad en is lid van de Baptistengemeente Lelystad.